Een papa met ADHD
Het is donderdag: papadag! Ik heb Sofie naar school gebracht en fiets samen met Liesje, die met beide benen verkeerd uit bed is gestapt ruim op tijd naar het consultatiebureau, waar ik om 10.00 uur een afspraak heb met de assistente en om 10.15 uur met de arts.
Liesje: ‘Papa waarom fietsen we niet naar huis?’
Ik: ‘Omdat we naar naar de dokter gaan om te kijken of je bent gegroeid en of je oogjes het goed doen.’
Liesje: ‘Papa, ik krijg toch geen prikje hè?’
Ik: ‘Nee zeker niet, lief Liesje!’
Wanneer we om 9.45 uur voor de deur van het consultatiebureau staan, zegt Liesje dat ze niet naar binnen gaat. Ik zeg niets en blijf naast haar voor de schuifdeur staan. Na vijf minuten zegt ze dat ze het koud heeft. Ik stel voor om naar binnen te gaan omdat het daar lekker warm is. Ze zegt dat ze het goed vindt en samen gaan we naar binnen.
Ik doe mijn jas uit en zie dat Liesje haar jas niet uittrekt. Ik vraag haar of ze hulp nodig heeft. Ze zegt dat ze geen hulp nodig heeft EN dat ze haar jas niet uit gaat doen. Na een tiental minuten met haar dikke winterjas aan – in een goed verwarmd consultatiebureau – zegt ze met een rood hoofd dat ze het warm heeft. Ik antwoord haar dat ik denk dat wanneer ze haar jas uittrekt, ze het een stuk koeler zal krijgen. Na een lichte aarzeling besluit ze om het toch maar te doen.
Om 10.00 uur roept de assistente ons om Liesje te wegen en te meten. We lopen naar de weegschaal toe waar de assistente Liesje vraagt om op de weegschaal te gaan staan. Haar antwoord is: ‘nee’. Na een aantal pogingen gevolgd door een steeds harder wordende ‘nee’, kijkt de assistente me hulpeloos aan. Ik vraag Liesje of ze het goed vindt als we samen op de weegschaal gaan staan. Dat vindt ze. Ik pak haar op en ga samen met haar op de weegschaal staan.
We lopen verder naar de muur waar de assistente vriendelijk aan Liesje vraagt of ze tegen de meetlat wil gaan staan om te kijken hoe groot ze is. Liesje antwoordt dat ze dat niet wil. Onzeker over haar eerdere pogingen geeft ze het stokje meteen over aan mij. Ik vraag Liesje of ze samen met mij tegen de muur wil gaan staan om te kijken hoe groot ze is. Dit wil ze niet. Wat ze wel wil is een meter van de meetlat vandaan gaan staan. De assistente zegt dat ze dat ook goed vindt en meet dat Liesje ongeveer 97 centimeter is.
Om 10.15 uur zijn we klaar en mogen we meteen doorlopen naar de arts . Als ze zich heeft voorgesteld vraagt ze of we het goed vinden dat er een arts in opleiding bij komt zitten. Ik antwoord dat Liesje vandaag met het verkeerde been uit bed is gestapt en dat ik dat liever niet wil. Ze zegt dat ze zich niet kan voorstellen dat zo’n leuk meisje een verkeerd been heeft, maar dat ze mijn besluit respecteert.
Ze pakt 6 blokjes (4 groene en 2 blauwe) en legt de vier groene naast elkaar gevolgd door een blauwe waar ze nog een blauwe op zet. ‘Dit is een vrachtwagen’ vertelt ze Liesje. Ze husselt de blokjes door elkaar en vraagt aan Liesje of ze ook een vrachtwagen voor haar wil maken. Liesje pakt de blokjes en stapelt ze allemaal op elkaar. ‘Dit is geen vrachtwagen,’ zegt de arts tegen Liesje. ‘Nee, dit is een flat,’ antwoordt Liesje. De arts duwt de toren om en vraagt Liesje om nog een keer een vrachtwagen te bouwen. Liesje pakt de blokje en bouwt twee torens van drie blokjes tegen elkaar. De arts zegt tegen Liesje dat dit ook geen vrachtwagen is. ‘Nee, dit is een huis,’ zegt Liesje. De arts zegt me dat het zo goed is, omdat het er haar vooral om ging te kijken hoe Liesjes fijne motoriek was en die blijkt in orde.
‘Dan gaan we nu de ogentest doen,’ zegt de arts tegen Liesje. Ze zegt dat ze bij mij op schoot mag komen zitten en loopt naar de afbeelding aan de muur. ‘Nu mag papa zijn hand op jouw rechteroog leggen en dan mag jij mij vertellen welk plaatje ik aanwijs.’ Ze wijst met haar wijsvinger naar een huis en vraagt Liesje wat ze ziet. ‘Poep’, antwoordt Liesje. Ik voel een lach naar boven komen, maar kan hem nog net onderdrukken. ‘Oké en wat is dit?’ vraagt de arts. ‘Een drol,’ antwoordt Liesje. Ik hoor mezelf lachen. ‘Sorry,’ zeg ik tegen de arts. ‘Als je nou even meewerkt Liesje dan zijn we zo klaar. Wat is dit?’ vraagt de arts. ‘Kak,’ antwoordt Liesje. Ik hou het niet meer en barst in lachen uit. De arts die het niet meer weet zegt: ‘dan zit er nu kak aan mijn vinger’. Nadat ze dat heeft gezegd, hoor ik Liesje voor het eerst vandaag lachen. De arts en ik kijken elkaar verbaasd aan. ‘Probeer het nog eens,’ vraag ik de arts.
Arts: ‘Wat is dit?’
Liesje: ‘Een huis.’
Arts: ‘Heel goed. En wat is dit?’
Liesje: ‘Een kip.’
Arts: ‘Weer goed. En dit?’
Liesje: ‘Een beer.’
Arts: ‘Ja! En de laatste?’
Liesje: ‘Een eend!’
Bij het rechteroog gaat het tot de derde regel goed tot Liesje bij de vierde regel weer poep zegt. De arts zegt dat het zo genoeg is omdat de vierde regel niet per se nodig is. Nadat de arts weer achter haar bureau is gaan zitten, vraag ik haar wat haar conclusie is. ‘Ik hoef Liesje voorlopig niet meer terug te zien,’ zegt ze. Ik vraag haar waarom niet. ‘Omdat Liesje een kerngezonde peuter is en een grappenmaker!’
Als we terug naar huis fietsen vraag ik Liesje hoe ze het vond. Ze antwoordt dat ze de arts leuk vond. Als ik vraag waarom zegt ze me lachend: ‘Omdat ze poep aan haar vinger heeft!’